Jaïnisme versus hindoeïsme
Jaïnisme en hindoeïsme zijn twee religies van de wereld die tussen hen verschillen vertonen als het gaat om hun concepten, religieuze overtuigingen en dergelijke. Het jaïnisme heeft zijn grondlegger in Vardhamana Mahavira, terwijl het hindoeïsme trouwens geen grondlegger heeft. Er wordt gezegd dat het gelooft in de principes van universele acceptatie, en daarom wordt het de naam Sanatana Dharma genoemd.
De basisprincipes van het jaïnisme worden uitgelegd in drie grote principes, namelijk geweldloosheid of ahimsa, niet-bezit of apraigraha en niet-absolutisme of anekanta. Geweldloosheid is volgens Mahavira een soort godin. De mens dient andere levende wezens van de wereld als de zijne te behandelen en zich daarom op een zeer vriendelijke en broederlijke manier jegens hen te gedragen. Aan de andere kant benadrukt het hindoeïsme het belang van gelijkmoedigheid van levende wezens.
Varnasrama Dharmas of de verdeling van kasten is het basisprincipe dat in de teksten van het hindoeïsme wordt genoemd. Volgens het hindoeïsme zijn er vier varna's, en dat zijn Brahmana, Kshatriya, Vaisya en Shudra. Er zijn ook vier stadia van het menselijk leven en ze worden genoemd als het Brahmacharya-stadium of het stadium voor het huwelijk, het Grihastha-stadium of het stadium na het huwelijk, het Vanaprastha-stadium of het stadium tijdens pensionering in het bos na het vervullen van allerlei taken, en het sanyasa-stadium of het stadium van verzaking van wereldse zaken. De mens zou al deze stadia in dit leven moeten doorlopen.
Volgens het hindoeïsme wordt de mens verondersteld zichzelf te onderwijzen in het brahmancharya-stadium. Jainsim daarentegen heeft het niet over de indeling van mensen in verschillende klassen. Het spreekt ook niet over de verschillende stadia van het menselijk leven. Aan de andere kant spreekt het jainisme over de deugd van niet-bezit. Het noemt niet-bezit de fundamentele deugd, die elk mens geacht wordt te hebben. Deze deugd wordt de complementaire deugd van geweldloosheid genoemd.
Het jainisme beschouwt rijkdom, huis, kleding, familie en het eigen lichaam als bezittingen. Tegelijkertijd kan de mens ze ook niet volledig weggooien, maar hij moet leven zonder enige vorm van gehechtheid aan hen. Hij moet ze niet als zijn bezit beschouwen, hoewel hij er voorlopig van geniet. Dit is het onderliggende principe van het jaïnisme.
Aan de andere kant spreekt het hindoeïsme over de verschillende plichten van de man in zijn leven. Het beschrijft ook de dharma's van de vier kasten. De Brahmana moet zich bezighouden met de studie van de Veda's. De Kshatriya moeten zorgen voor de bescherming van mensen als de koning van een land. De Vaisya moet voor de zakenwereld zorgen. De Shudra dient de andere drie soorten kaste te dienen. Deze worden de Varna Dharma's genoemd. Het hindoeïsme zegt dat een persoon die tot een bepaalde kaste behoort, de dharma's van de andere kasten niet mag uitvoeren. Dit soort handelingen is verboden.
Aan de andere kant spreekt het jainisme niet over de plichten van de klassen van mensen. Het zwijgt over de plichten, maar spreekt alleen veel over de deugden die een mens zou moeten hebben en in zijn leven zou moeten opdoen. Het spreekt over het gedrag en gedrag van individuen. Het jaïnisme dringt aan op de oprichting van een uitbuitingsvrije samenleving. Het moedigt het delen van middelen aan met een verlangenloze geest voor het welzijn van de mensen. Het gelooft in spirituele vroomheid.