Het belangrijkste verschil tussen aangeboren en adaptieve immuniteit is dat aangeboren immuniteit een snelle immuunrespons is die de eerste lijn van immunologische verdediging tegen infecties biedt, terwijl adaptieve immuniteit een langzame immuunrespons is die wordt gemedieerd door de T- en B-lymfocyten.
De belangrijkste functie van het immuunsysteem is om de gastheer te verdedigen tegen ziekteverwekkers en toxines. De cellen van het immuunsysteem blijven als individuele cellen, in plaats van zich tot organen te vormen. Deze immuuncellen zijn door het hele lichaam aanwezig. Deze cellen van het immuunsysteem werken echter op een coöperatieve manier om hun taak voor het lichaam te voltooien. Het unieke karakteristieke kenmerk van het immuunsysteem is dat het zijn eigen moleculen kan herkennen aan vreemde moleculen. In het algemeen omvat een immuunrespons een aantal sleutelstadia: herkenning van pathogenen, activering en initiatie, regulering en het genereren van immunologisch geheugen. Het immuunsysteem van gewervelde dieren bestaat uit twee basistakken; aangeboren en adaptieve immuniteit. Hoewel deze immuniteiten verschillende rollen hebben, werken ze over het algemeen samen om een infectie te bestrijden.