Mutatie versus polymorfisme
Bij eukaryoten wordt DNA aangetroffen in chromosomen in de kern. Chromosomen zijn gemaakt van een enkel molecuul DNA en histoneiwitten. Chromosomen zijn lineair en het DNA daarin is dubbelstrengs. Er zijn veel chromosomen in een enkele kern. Elk chromosoom bevat één lang DNA-molecuul en is gemaakt van miljoenen nucleotiden. Een nucleotide verschilt alleen van elkaar in de volgorde van stikstofhoudende basenparen. De basenvolgorde van deze ketens verschilt van elkaar. In het DNA-molecuul werken verschillende delen als verschillende genen. Een gen is gespecialiseerde genetische informatie die wordt bepaald door een bepaalde reeks basenparen. Mensen hebben 23 paar chromosomen. Een daarvan is een geslachtschromosoom en de andere 22 zijn autosomen.
Wat is mutatie?
Mutaties zijn veranderingen in het genetisch materiaal; dat wil zeggen, DNA dat erfelijk is of kan worden overgedragen op de toekomstige generaties. Mutaties worden op vele manieren veroorzaakt. Mutaties kunnen optreden als gevolg van fouten die plaatsvinden tijdens replicatie, abnormale segregatie tijdens meiose, mutagene chemicaliën en stralingen. Mutaties kunnen chromosomale mutaties of genmutaties zijn. Chromosomale mutatie is een type mutatie waarbij het aantal chromosomen verandert. Dit gebeurt door fouten die plaatsvinden tijdens de scheiding van chromosomen in meiose. Sommige mensen hebben maar één X-chromosoom dat het geslachtschromosoom vertegenwoordigt. Deze aandoening wordt het syndroom van Turner genoemd. Die personen die minder chromosomen hebben dan het normale aantal, worden aneuploïden genoemd. Sommige mensen hebben een extra autosoom. Deze aandoening staat bekend als het syndroom van Down. Het Kline felter-syndroom is te wijten aan een extra geslachtschromosoom. Bovendien kan de hele set chromosomen veranderen. Deze aandoening wordt polyploïdie genoemd. Genmutaties hebben invloed op een enkel gen. Albinisme, hemofilie, kleurenblindheid, thalacemie en sikkelcelanemie zijn resulterende aandoeningen van genmutaties. Normaal gesproken zijn mutaties nadelig, maar sommige kunnen mutanten nuttige karakters geven; deze gevallen zijn echter zeldzaam.
Wat is polymorfisme?
Polymorfisme is een verandering in de DNA-sequentie, wat gebruikelijk is in een populatie. Met andere woorden, er moet meer dan één fenotype zijn voor een bepaald personage in een populatie om het polymorfisme te noemen. Om polymorfen te worden, moeten de individuen in de populatie op een bepaald moment dezelfde specifieke habitat innemen. Polymorfisme is erg belangrijk bij het vergroten van de biodiversiteit en het aanpassen aan een bepaalde omgeving. Polymorfisme is erg belangrijk in evolutionaire processen. De karakters zijn erfelijk en worden van de ene generatie op de andere overgedragen. Na verloop van tijd ondergaan de specifieke karakters natuurlijke selectie.
Wat is het verschil tussen mutatie en polymorfisme? • Mutaties komen voornamelijk voor bij één of twee individuen, en dat is vaker minder dan 1% van de bevolking. Mutaties kunnen al dan niet schadelijk zijn voor het individu. • Polymorfisme wordt vaker aangetroffen in een gemeenschappelijke populatie. Daarom komt het bij minstens 1% van de individuen van de bevolking voor. Polymorfisme kan ook schadelijk zijn voor individuen of niet. Vaker is het echter in het voordeel van de individuen in een populatie om beter aangepast te zijn aan een bepaalde omgeving. |